DE WIERINGERMEERPOLDER
Bij de wet van 14 Juni 1918 (Stbl. 354) werden de plannen van
den toenmaligen Minister van Waterstaat Ir. C. Lely, tot afsluiting
en gedeeltelijke drooglegging der Zuiderzee vastgesteld.
De Wieringermeer vormt een onderdeel van deze plannen en is
van de vier ontworpen polders de kleinste en beslaat rond 20.000 H.A.
In 1927 werd met de bouw van den Wieringermeerdijk een aan
vang gemaakt, die op 29 Juli 1929 gereed kwam.
Op 10 Februari 1930 werden de gemalen Lely en Leemans in
werking gesteld. Op 21 Augustus 1930, toen het verder afmalen
voorloopig werd gestaakt, had de hoogstgelegen polderafdeeling haar
peil van 4.60 M.N.A.P. verkregen, terwijl in de overige gedeelten
van den polder een peil van 5 M.N.A.P. was bereikt, zoodat de
nieuwe polder toen geacht kon worden te zijn drooggemalen.
Doordat van Staatswege de incultuurbrenging en kolonisatie
werd ondernomen en uitgevoerd is de Wieringermeer een. van de
mooist aangelegde polders geworden.
De terreinen, die door een net van waterwegen1 verdeeld liggen in
een aantal groote blokken, zijn onderverdeeld (verkaveld) in kavels
van meest omstreeks 20 H.A. oppervlakte.
De gezamenlijke lengte van de vaarten bestemd voor de scheep
vaart bedraagt omstreeks 240 Km., terwijl de gezamenlijke lengte
van de weg- en dijkslooten ruim 1000 K.M. bedraagt.
Het wegennet binnen de Wieringermeer heeft een omvang van
omstreeks 250 K.M., waarbij de dorpsstraten in Slootdorp, Midden-
meer en Wieringerwerf niet zijn medegerekend.
De hoofdverbindingen sluiten allen aan op de belangrijke
toegangswegen van het Oude land.
Doordat in 1930 de ontginning van de drooggevallen gronden,
zooals reeds gemeld van Overheidswege werd ondernomen,
waarvoor verschillende semie-overheidsbedrijven in het leven wérden
geroepen, w.o. de Cultuurmaatschappij, die aan de hand van talrijke
onderzoekingen allereerst tot een intensieve ontwatering
en ontzilting van den bodem overging.
Ter ondersteuning van dit werk werd te Medemblik een laborato
rium gesticht,4 waar de gronden werden onderzocht, proefvelden
werden aangelegd voor gewassen, daarbij steunende op de resultaten
van de wetenschappelijke onderzoekingen, die voor een groot deel
de richtlijnen aangaven, waardoor mislukkingen konden worden
voorkomen. Reeds November 1934 kon worden overgegaan tot de
uitgifte van 45 bedrijven, wel een bewijs met welk eer energie de
incultuurbrenging was ter hand genomen.
Regelmatig heeft men daarna jaar op jaar de gronden in handen
van pachters kunnen overgeven in varieerende bedrijfsgrootte. Thans